Tweede koning van de 19e dynastie, de zoon van Ramses I. Gedurende diens korte regering trad Seti als plaatsvervanger en vizier en (wellicht) als mederegent op. Seti (zijn naam duidt op een bijzondere verering van de god Seth in deze periode) ondernam als koning al snel een veldtocht naar Palestina en heroverde korte tijd later de stad Kadesh. Vooral van de Hittieten ondervond hij daar weerstand, terwijl aan de westelijke grens van het Egyptische rijk de eerste problemen met Libische stammen zich voordeden. Seti ondernam veel bouwwerken, zoals in de tempel van Karnak. Zijn graf in het Dal der Koningen is het grootste van de daar aanwezige graven. In Abydos bouwde hij verder een schijngraf en een tempel. Hier is ook de beroemde koningslijst aangebracht, een opsomming van de 76 koningen van Egypte, beginnend met koning Menes en eindigend met Seti zelf (waarbij enkele koningen uit de tussenperioden worden overgeslagen, evenals koningen wier heerschappij als niet rechtmatig beschouwd werd, zoals Hatsjepsoet en de koningen uit de Amarna-periode: Amenhotep IV/Achnaton, Smenchkare, Toetanchamon en Eje). Seti werd opgevolgd door zijn zoon Ramses II. De mummie van Seti is herontdekt in de cachette van Deir el-Bahari, waarheen deze door priesters in de 3e Tussenperiode was verplaatst nadat de graven in het Dal der Koningen van staatswege waren ontruimd.