Een van de belangrijkste Egyptische godinnen, die vanaf het Oude Rijk tot in de Late Periode vereerd werd. Zij werd meestal als vrouw met leeuwinnenhoofd en met gesloten muil afgebeeld. In het Nieuwe Rijk kreeg zij als attributen de zonneschijf, uraeus, ankh-teken en papyrusscepter. Ikonografisch is zij niet of nauwelijks van andere godinnen met leeuwenhoofd te onderscheiden. Haar naam betekent ' de machtige' en verwijst naar haar wilde en gevaarlijke aard, die in de loop der jaren steeds sterker op de voorgrond trad.
Er zijn niet veel bewijzen voor een cultus rond Sechmet in het Oude Rijk. Met de eveneens leeuwenkoppige Schesemtet komt zij in de Piramideteksten al voor in de rol van moeder-beschermster van de koning. Hoewel er geen bewijs is voor een verbinding met Bastet tijdens het Oude Rijk, doen de vele bewijzen uit het Middenrijk en later vermoeden dat deze verbinding als eerder tot stand was gekomen. Tijdens het Middenrijk treden de beschermende eigenschappen van Sechmet terug en wordt zij steeds duidelijker een wilde en gevaarlijke godin. Haar vriendelijke aspect wordt nu vertegenwoordigd door Bastet, terwijl Sechmet het wilde, vernietigende aspect van de leeuwinnengodin toont.
In deze laatste kwaliteit helpt en beschermt zij de koning in de strijd tegen vijanden en wordt zij een model voor de juiste krijgshouding. Zij beschikt over pijlen en een verzengende adem waarmee de vijand kan worden bestreden. Deze wapens maken haar ook tot vuurspuwende ziektebrengende godin; zij wordt met ziekte en epidemieën in verband gebracht. Aangezien Sechmet de veroorzaakster was van ziekten, was zij ook degene die zieken kon genezen. De priesters van Sechmet hadden daardoor een speciale betrekking tot geneeskunde en magie. De Sechmet-priester moest met magische praktijken ziektebrengende demonen afweren.
Op basis van haar vuurspuwende aspect wordt Sechmet ook geassocieerd met de uraeus; in de Sarcofaagteksten wordt zij verbonden met de Neder-Egyptische kroonslang Oeto. Door haar verbinding met Oeto, die als oog van Re geldt, kan Sechmet nu ook als oog van Re worden gezien en met alle godinnen die als oog of dochter van Re optreden worden versmolten. In de mythe van de hemelkoe treedt Sechmet op als de bloeddorstige godin die op bevel van Re de mensen wil vernietigen, maar daar vanaf wordt gehouden doordat Re, van gedachten veranderd, de godin listig tevreden stelt door haar met rode kleurstof geverfd bier te laten drinken. Ook kan zij met Tefnoet geassimileerd worden in de thematiek rond het in het buitenland verblijvende zonneoog, dat tot terugkeer naar Egypte moet worden overgehaald.
Haar verbinding met andere godinnen zorgt voor een uitbreiding van haar eigenschappen; zij kan als koe verschijnen en krijgt epitheta als 'de grote' en 'meesteres van de hemel'. Vanaf het Nieuwe Rijk is het meest geliefde epitheton 'Sechmet, de Grote, door Ptah geliefd'. Haar belangrijkste cultusoord was Memphis, waar zij sinds het Nieuwe Rijk als gemalin van Ptah en moeder van Nefertem vereerd werd. Sinds het Nieuwe Rijk is de cultus van ' Sechmet van Sahoere' bekend die tot laat in de Griekse tijd voortduurde. Deze cultus werd voltrokken in het zuidelijke deel van de dodentempel van Sahoere rond een beeld of reliëf dat waarschijnlijk oorspronkelijk Bastet voorstelde en was vooral tijdens de 18e dynastie zeer populair. Sechmet werd verder in vrijwel alle grote tempels vereerd.
In het Nieuwe Rijk keert Sechmets rol als moeder weer terug. Pas vanaf het Nieuwe Rijk kennen we een verbinding van Sechmet met Moet; waarschijnlijk doordat Thebe hoofdstad was geworden en men de oude en nieuwe residentie met elkaar wilde verbinden. Daarbij gaat Sechmet geheel in Moet op.
In de Late Tijd ligt de nadruk weer op haar vernietigende kant en is vooral het optreden van Sechmet in magische teksten karakteristiek; zij komt ons daar vooral tegemoet als vernietigster van vijanden, maar ook als degene die gekalmeerd moet worden door middel van speciale rituelen.