Onder de taferelen in de smalle toegang tot de cultuskamer is vooral dit van het aanbrengen van een antiloop opmerkelijk. De kamer bezit aan de westwand twee schijndeuren die symbolisch de verbinding met de dode voorstellen. Achter de linkerschijndeur lag de gesloten beeldkamer of serdab waarvóór elke dag de offers gebracht werden. Tussen de schijndeuren is Ka-ni-nisoet ("mijn levenskracht behoort tot de koning") in reliëf afgebeeld, samen met zijn vroux Nefret-ha-nisoet ("het goede omringt de koning") en hun drie kinderen Her-wer ("Horus is groot"), Wadjit-hetepti ("Wadjit is tevreden") en Ka-ni-nisoet de jongere. Vier ambtenaren en vijf dodenpriesters met gaven in de handen maken hun opwachting, gevolgd in het onderste register door tien dienaren van de dode. De grafheer draagt een gekrulde pruik en een kort geplisseerd schort. Over de schouder draagt hij een pantervel als teken van zijn hoge priesterlijke ambt. Met de rechterarm steunt hij op een lange staf, terwijl zijn linkerhand een scepter als teken van zijn waardigheid vasthoudt. Zijn vrouw draagt een lange pruik en het nauwe witte kleed van de dames van het Oude Rijk. De beide oudste kinderen dragen zoals hun ouders een schort en een kleed, de jongste is naakt. De chef van het bureau Wehem-Ka is al schrijvend voorgesteld, terwijl drie andere schrijvers een koker met papyrusrollen onder de arm klemmen. Ze hebben allen twee schrijfpenselen achter het oor. Aan hun gordel hangt een kleurenpalet gemaakt van mosselschelpen. De dodenpriesters brengen een wasbekken, een wierookbrander, een kraanvogel en twee eenden. De dienaren dragen runderpoten, ganzen, eenden, een gazel, een gans aan het spit en een stuk vlees op een bord, nog meer ganzen en een korf een een kom met een deksel. De twee laatste figuren zijn opnieuw dodenpriesters. De hiëroglifische inscripties noemen de namen en functies van de afgebeelde personen. In de korte verticale kolommen bovenaan in het midden staan de talrijke titles en functies van de grafheer zelf vermeld. Voor de chef van het bureau staat de titel van het totale tafereel: het nakijken van de lijsten. Op de noordwand staat Ka-ni-nisoet opnieuw in aanwezigheid van ambtenaren van de kanselarij die hem lijsten voorleggen. Naast de grafheer staat, in kleinere formaat, zijn oudste zoon, die hier nog als kind afgebeeld is. Op de oostwand zijn links, boven de ingang, twee boten afgebeeld waarmee Ka-ni-nisoet zijn reizen onderneemt. De bijschriften spreken echter van rituele begrafenisvaarten. Rechts daarvan verschijnen in twee rijen de vertegenwoordigers van de domeinen die hun productie naar het graf moeten brengen, 25 vrouwen en 5 mannen. Drie runderen worden aangebracht en twee andere worden geslacht. Op de zuidwand stond het nu beschadigd tafereel van de dode voor de offertafel met de omvangrijke offerlijst. Het onderste register van de oostwand, waar een lange rij offerende dodenpriesters en verantwoordelijken afgebeeld zijn, moet hiermee in verband gebracht worden. Ka-ni-nisoet was een machtig en rijk man die waarschijnlijk aan het begin van de 5e dynastie geleefd heeft. Wanneer hij zich "lijfelijke zoon van de koning" noemt, moet men dit waarschijnlijk niet letterlijk, maar als een zeer eervolle titel opnemen.
Satzinger, H., Das Kunsthistorische Museum in Wien. Die Ägyptisch-Orientalische Sammlung. Zaberns Bildbände zur Archäologie 14. Mainz. 1994, 90-93, Abb. 62a-c.
Junker, H., Vorbericht über die zweite Grabung bei den Pyramiden von Gizeh vom 16. Dezember 1912 bis 24. März 1913 (1913) 13-19, Taf. 4.