Legering van koper en tin, waarvan de productie waarschijnlijk vanuit westelijk Azië in Egypte is gekomen. Al in de 2e dynastie werd een aantal rituele bronzen vaten gemaakt. Deze zijn gevonden in een koninklijk graf in Abydos. Pas in het Middenrijk wordt het aantal voorwerpen van brons groter, daaronder vaten, gereedschappen, wapens en een enkel beeldje. In deze periode werd het mogelijk nog vooral geïmporteerd. In het Nieuwe Rijk werd brons op grotere schaal zelf vervaardigd, hetgeen mede mogelijk was door vereenvoudigde technieken. Vanaf de Late Periode, in het bijzonder vanaf de Saïtische periode, werden zeer veel votiefbeelden van goden van brons gemaakt. Hierbij maakte men vooral gebruik van de techniek van de verloren was: een beeldje van was werd vervaardigd, dat vervolgens werd omgeven door een schil van klei. Vervolgens werd het geheel in een oven gebakken, waarbij de klei hard werd maar de was smolt. In de hierdoor ontstane holle mal werd tot het smeltingspunt verhit brons gegoten. Na afkoeling brak men de gebakken kleilaag weg en werd, indien nodig, het bronzen beeld nog verder bewerkt. Om brons te sparen werden grotere beelden soms rond een kern van een ander, goedkoper materiaal gemodelleerd.