Op deze bijna vierkante plaat uit witte kalksteen is het hoofd van een vrouw die naar links kijkt, in verheven reliëf gehouwen. De dame draagt een grote pruik waarvan de vlechten en de krullen met grote nauwkeurigheid en regelmatigheid uitgewerkt zijn. Op haar voorhoofd heeft zij een versierde band en bovenop haar hoofd draagt zij een voluit bloeiende lotusbloem. Onder de vlecht die de rand van de pruik vormt is een oorsieraad in de vorm van een schijf zichtbaar. Het fijne profiel toont een licht gebogen neus en een mond met een lichtjes naar voren uitstekende onderlip. De ogen en wenkbrauwen zijn op Egyptische manier met schminkstrepen omringd. De ingesneden lijn tussen het oog en de wenkbrouw is opmerkelijk. Onder het oog zijn onregelmatige parallelle strepen die naar beneden lopen, aangebracht. Deze zijn vermoedelijk later op speelse wijze toegevoegd, geïnspireerd door de hiëroglief van het tranend oog. Aan de hals zijn drie gestileerde vouwen aangegeven. In de rechterhoek is een smalle verheven band zichtbaar; het restant van de omkadering van het tafereel.
)