glossariumclose

Overstroming

Inundation.jpg

De jaarlijkse overstroming van de Nijl was een gevolg van de zomer-moesson in Ethiopië en in Zuid-Soedan. In Assoean begon de Nijl tegen het einde van mei langzaam te stijgen, zwol dan sterk aan en bereikte in begin september zijn hoogste punt, waarop in oktober de daling van het water begon tot in mei het diepste punt weer bereikt was. Dezelfde cyclus begon in de buurt van Caïro twee weken later. In het droge klimaat van Egypte was de overstroming een zaak van leven en dood, omdat het water nodig was voor de irrigatie van de landbouwgebieden. Daartoe was het van belang dat de hoogte van de overstroming noch te laag noch te hoog was; wanneer het water te kort of te lang op de akkers had gestaan mislukte de oogst en was hongersnood het gevolg. Daarnaast bracht een te hoge waterstand het gevaar van ziekten met zich mee doordat veel dieren verdronken en hun kadavers in het water bleven drijven, en bovendien leden gebouwen schade door het water. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de Nijloverstroming een belangrijke rol speelde in het religieuze leven van de Egyptenaren. Het water van de overstroming werd vereerd en gevreesd als de goddelijke macht Hapi, die, gepersonifieerd, werd afgebeeld als een man met vrouwelijke borsten en een hangbuik, met op zijn hoofd vaak een bos papyrusplanten. Hoewel de oorsprong van de Nijl enerzijds werd gelokaliseerd bij de 1e cataract, werd deze anderzijds in verband gebracht met het oerwater Noen of met de Doeat, en het daaruit voortstromende water werd gezien als vervuld van regeneratieve kracht. Zo is het ook te verklaren dat het Nijlwater kon worden geassocieerd met het lijkvocht van Osiris, waarin immers potentieel leven aanwezig was. De koning was verantwoordelijk voor de jaarlijkse wederkeer van de overstroming, en voerde persoonlijk de processie aan bij het ritueel waardoor deze terugkeer bewerkstelligd moest worden.