De granieten kop stelt Amon voor, de Thebaanse godheid die vanaf het Nieuwe Rijk verheven werd tot de rang van hoogste goddelijke macht. Hij draagt een kroon waarvan het bovenste gedeelte, nl. twee hoge pluimen, verdwenen is. De aanzet van de godenbaard is nog duidelijk zichtbaar. Het gezicht vertoont enkele kenmerken van de kunst van de Amarna-periode: bemerk de amandelvormige ogen, de gebogen lijnen van de neus, de volle wenkbrauwbogen, en de fijn getekende lippen. Volgens Jean Capart vertoont de godheid in dit beeld de jonge gelaatstrekken van Toetanchamon.